Gesubsidieerde arbeid verdient nieuwe kans

Ik probeer wel eens uit te leggen waar ik me dagelijks mee bezighoud. Als ik dan begin over dingen als participatiebedrijf, leerwerkbedrijf, loonkostensubsidie, no-riskpolis, sociale werkvoorziening, loonwaardemeting, en beschut werk gaan tegenover me gegarandeerd de luiken dicht. Een uitleg over hoe het stelsel werkt is al snel een technisch en langdradig verhaal. Ik kom er dan helemaal niet meer aan toe om te vertellen waarom ik dat werk nou eigenlijk doe.

Terwijl het daar uiteindelijk natuurlijk wel om gaat. Want er wonen maar liefst een miljoen mensen met een arbeidsbeperking in Nederland, die niet in staat zijn om het minimumloon te verdienen. Toch moeten ook zij kunnen rekenen op enige bestaanszekerheid. Dat kan door ze een uitkering te geven of, veel beter voor hun eigenwaarde, via loon. Maar iedereen snapt dat de arbeidsmarkt sinds de digitale revolutie enorm is veranderd. Veel dienstverlenend werk is verdwenen en waar het groeit vergt het werk andere vaardigheden.

Om te zorgen voor al die mensen met een arbeidsbeperking hebben we het steeds over de maatschappelijke opgave. Terwijl we er dan keer op keer een fijnmazig stelsel van voorwaarden, beperkingen, rollen en verantwoordelijkheden omheen leggen. Zo complex dat werkgevers en andere betrokkenen erin verdwalen en vervolgens afhaken. Waardoor er dan weer professionals nodig zijn om de mensen om wie het gaat hun weg naar werk af te laten leggen. Dat kan anders. Zullen we teruggaan naar simpel?

De politiek zal moeten accepteren dat uitkering of loon voor mensen met een arbeidsbeperking noodzakelijkerwijs komt uit publieke middelen. Alleen dan kun je een duurzaam stelsel ontwikkelen. Mede uit onvrede met het ‘beschut nieuw’ zijn verschillende gemeenten inmiddels initiatieven begonnen om vormen van gesubsidieerde arbeid opnieuw te introduceren.

Op het eerste gezicht pakt gesubsidieerde arbeid duurder uit dan een uitkering. Een spreadsheet op basis van een vergelijking van de huidige beschikbare middelen pakt altijd ongunstig uit. Maar zodra je ook maatschappelijke kosten en baten bij het plaatje betrekt kantelt het beeld.

Maar toch blijft gesubsidieerde arbeid worstelen met een negatief beeld. In het verleden bleek het duur, zonder dat het uitstroom opleverde. Maar misschien is dat wel gewoon zoals het is: het stelsel kan niet bestaan zonder duurzame financiering, omdat uitstroom een irreële verwachting is voor mensen met fikse arbeidsbeperkingen.

Daarin schuilt volgens mij ook het verschil tussen de initiatieven in de tachtiger en negentiger jaren en nu. Toen richtte het stelsel zich mede op jongeren en werkzoekenden die door een economische crisis buitenspel waren komen te staan. Nu moeten we puur de personen voor wie regulier werk onbereikbaar is centraal stellen. Geef daarom gesubsidieerde arbeid een nieuwe kans om zich te bewijzen als waardig alternatief voor een uitkering.